Economie van genade: over rijk en arm in de kerk

NGK Middelharnis https://ngkmiddelharnis.nl

Gemeente van onze Here Jezus Christus, geliefde broers en zussen,

Jakobus 1:9–11 NBV

Laat de onaanzienlijke gelovige trots zijn op zijn hoge waarde,  en de rijke op zijn nederige staat, want hij zal vergaan als een bloem in het veld.
Als de zon gaat branden en het gras door de hitte verdort, valt de bloem af en is het gedaan met zijn schoonheid. Zo zal ook de rijke vergaan terwijl hij volop met zijn zaken bezig is.

Laten we eerst inzoomen op de tekst. Er staat laat de onaanzienlijke gelovige. Gelovige klinkt wat afstandelijk, er staat in de Griekse tekst ‘broeder’. Jakobus spreekt hier mensen aan die broer en zus zijn geworden in het huisgezin van hun hemelse Vader. Hij spreekt hier twee groepen in de gemeente aan. Armen en rijken. Hij benoemt ook de geestelijke gevolgen die deze verschillen geven. Veel invloed, of weinig invloed, een hoge positie hebben of onbeduidend zijn. Met de verschillen komen verleidingen mee. De arme kan menen dat hij niets voorstelt en de rijke kan zich zomaar gaan verbeelden dat hij heel wat is.

Laten we nu kijken wat er niet staat. Er staat niet dat die verschillen er niet mogen zijn. Er staat niet dat er geen onaanzienlijke mensen mogen zijn of dat rijkdom verkeerd is. Jakobus zegt ook niet dat de rijke alles moet verdelen. Dat staat hier niet. Met een duur woord zou ik willen zeggen: het gaat hier niet om nivellering; wat betekent dat iedereen evenveel heeft. Al moet ik zeggen dat ik onder de indruk ben dat men in de eerste gemeente van Jeruzalem de moed had om hun bezittingen onderling te verdelen! Wat een genade ging daarvan uit! Maar ze deden het uit genade, het was niet de norm (zie ook de geschiedenis over Ananias en Saffira).

Dus Jakobus zegt niet: de rijke bergen en de arme dalen moeten worden glad getrokken. Het is een voluit christelijke gedachte dat mensen bezit hebben en dat een ander daar geen aanspraak op maakt. Dat is de uitwerking van het zevende gebod. Bovendien kennen we grote mannen uit de geschiedenis die rijk waren, ik noem Abraham, Job en Salomo. Zij waren rijk en dat werd als een zegen gezien van God.

Maar daarmee zijn we er nog niet. Anderen maken dan geen aanspraak op ons bezit, God heeft wel recht op ons bezit. Hij is immers de goede Gever. In Jakobus gaat het bijzonder vaak over de rijken, en blijkbaar dreigen zij steeds in de verleiding te vallen om door hun rijkdom verblind te raken. Verblind door de aantrekkingskracht van geld en goed. Rijkdom heeft de nare eigenschap dat het nooit genoeg is, maar ook, rijkdom doet mensen denken dat ze dat ook waard zijn en dat ze het meer waard zijn dan anderen. Dat is niet voorbehouden aan wat wij soms de jetset noemen of de elite. Ieder mens deelt in die verleiding.  Het kan altijd meer, en we zijn bang voor minder. We leven allemaal op dezelfde sociale ladder al kan de hoogte waarop je staat verschillen. Bijna iedereen kan zich wel vergelijken met mensen die meer hebben en minder.

En als we de tekst dan er nog eens bij nemen dan zien we dat Jakobus over dat vergelijken wat te zeggen heeft. Hij heeft het over die sociale ladder van mensen die hoger staan en zij die lager staan. Jakobus zegt niet dat iemand niet meer mag hebben dan een ander. Jakobus zegt wel: dat in Gods ogen alle mensen aan elkaar gelijk zijn. Armoede maakt je niet minder, rijkdom zeker niet meer, maar welke plek geld heeft in je leven maakt wel hoe arm of rijk je bent in Christus.

Je zou kunnen zeggen: Jezus leert ons dat ieder mens zonder Hem even arm is en in Hem even rijk. Als je de bril van God opzet dan zul je ontdekken dat ieder mens even arm is omdat je door de zonde ten dode opgeschreven bent. Maar voor ieder die gelooft is er ook een enorme rijkdom, namelijk de vergeving van God die Christus ons onverdiend geschonken heeft in zijn lijden en sterven.

De titel is:

Reken met de economie van genade

– ontdek de armoede van rijkdom

– en word rijk in Christus

Ontdek de armoede van rijkdom

Jakobus heeft eigenlijk dezelfde boodschap voor armen en rijken. Al zijn de levensomstandigheden behoorlijk verschillend; toch delen ze in dezelfde verleiding. Het is de verleiding dat je denkt dat je leven afhankelijk is van wat je bezit. Voor zowel arme mensen als rijke mensen is het gevaar dat je je waarde ontleent aan je bezit en invloed.

Ik zei al, we staan allemaal op een sociale ladder. Sommigen staan hoger op die ladder en anderen lager. Dat is  een feit en op zich is daar nog niet echt een probleem mee. Wat wel problemen geeft is als je hart zich gaat hechten aan die ladder.  Als je gaat leven voor de top. Als je op de hoogste sport wilt staan omdat je denkt dat daar het ware leven is te vinden. Ik denk dat de meesten hier niet denken dat ze leven voor de top. Ik denk dat vaak ook niet. Dat is nu net het verraderlijke. Vaak menen we dat onze verlangens nog wel meevallen. We verlangen als het ware naar slechts één plekje hoger op de ladder. ‘Als ik nog maar eens dit, of dat’. Maar daarmee kijk je wel steeds omhoog naar de top. Want dan heb je dat wat je zo fel begeerde en dan volgt een nieuwe sport op de ladder.

Met die ladder komt ook waardering om de hoek kijken. Wat iemand waard is, verbinden wij al snel aan sociale status, aan rijk of arm. Waarbij zij die onbeduidend zijn zomaar het idee kunnen krijgen dat ze er minder toe doen. Dat Jakobus hier broeders aanspreekt moet ons waarschuwen dat dit in de kerk ook gebeurt. Het is niet voor niets dat hij die arme mensen moet wijzen op hun rijkdom in Christus waar ik straks meer over ga zeggen. Blijkbaar kunnen ook gelovigen niet zo goed omgaan met sociale verschillen. We zijn net mensen.

Ook de rijken spreekt Jakobus aan. Ook zij lopen het risico, en misschien nog wel meer dan de armen, hun eigenwaarde te ontlenen aan hun bezit en status. Ik noemde net al de verleiding dat welvaart en invloed je ego aardig kan verpesten — “omdat ik het waard ben”. Je gaat je veiligheid ontlenen aan je bezit. Maar wie in geld zijn veiligheid vindt, gaat een fort van rijkdom opbouwen. Dan heb je echt nooit genoeg, ook al heb je zat. Er zit nog een diepere waarheid in: blijkbaar voel je zo goed aan dat je geld en goed een vluchtig iets is, dat je het krampachtig probeert vast te houden.

Wat Jakobus nu in Jakobus 1 doet is die hele ladder omverhalen. In het aanspreken van de rijke mensen toont hij ook de arme mensen dat wie gaat leven voor de ladder van de rijkdom uiteindelijk nergens uitkomt. Sterker nog, wie leeft voor de top van de rijkdom zal van de ladder vallen en in de diepste afgrond storten. Wie rijk wil worden beklimt een ladder zonder eind, en als er al een einde aan die ladder is, is het de diepe val in de dood wanneer met één klap rijkdom je niets meer baat. Hij vergelijkt het bezit van de rijke met een bloem in het veld. Ik leerde van verschillende commentaren dat dit voor het Midden Oosten helemaal een sterk beeld is. In het Midden Oosten hebben ze een bepaalde oostenwind die in een keer het hele land van rijk groen naar armzalig bruin kan helpen. Zo waant de rijke zich nog veilig in zijn zaken. Zo vindt hij daar zijn ware geluk, zo is het ontnomen door de dood.

Jakobus haalt dat valse vertrouwen op geld en goed dus omver en zet alle mensen naast elkaar. C.S. Lewis heeft dat eens mooi verwoord in de woorden van Prins Caspian:

“Jullie komen van Heer Adam en Vrouwe Eva en dat is zowel eervol genoeg om het hoofd van de armste bedelaar op te doen richten alsook beschamend genoeg om de schouders te laten zakken van de grootste heerser op aarde.”1C.S. Lewis, Prins Caspian

Zo kijkt God naar ons.We zijn kinderen van Adam en Eva, we zijn allemaal enven rijk, of je nu arm of rijk, invloedrijk of onbeduidend bent; rijk zijn we allemaal want we zijn kinderen van de allerhoogste God. Kostbaar in zijn oog. Tegelijkertijd zijn we allen even arm, want we zijn kinderen van Adam en Eva die het vertrouwen op God hebben ingeruild voor vertrouwen op rijkdom. De ladder van de rijkdom legt onze liefdeloosheid richting God bloot omdat we  Hem niet de dank geven die Hij verdient. De ladder van de rijkdom legt onze liefdeloosheid richting onze naaste bloot omdat we veelal menen nog niet genoeg hebben om ruimhartig te kunnen delen. Liefdeloos want we leven slechts voor onze eigen ladder. Liefdeloos, want we meten iemands waarde af aan uiterlijke dingen en vergeten dat ieder mens kostbaar is in Gods oog.

We zijn allemaal even arm en sterfelijk en moeten onze rijkdom weer gaan zoeken bij God.

Dat is het tweede:

Word rijk in Christus

Onze omgang met geld is vaak een goede graadmeter hoe het gesteld is met onze liefde. We staan als het om de liefde gaat in het rood. We willen best wat voor een ander, maar het mag ons niet teveel kosten. Het mag als het ware niet pijn doen in de portemonnee. God heeft die nood gezien, hij weet hoe verloren wij zijn. Hij is zelf al die tijd onveranderd gebleven. Hij is de Bron van alle goedheid. Hij is zelf rijk in liefde. En in die liefde is Hij naar ons toegekomen op een wonderlijke manier. God beantwoordde onze armoede met zijn onmetelijke rijkdom. God is vol van goedheid en genade naar ons toe gekomen in Jezus Christus onze Heer:

2 Korintiërs 8:9 NBV

Tenslotte kent u de liefde die onze Heer Jezus Christus heeft gegeven: hij was rijk, maar is omwille van u arm geworden opdat u door zijn armoede rijk zou worden.

Hier zien we het karakter van God. Hij is onmetelijk rijk. Heel de aarde behoort hem toe, alles staat onder zijn gezag. Gods Zoon genoot de hoogste macht, maar hij werd arm en onbeduidend opdat wij rijk zouden worden. Hier zien we dat God de menselijke standaard omkeert. Dit is wat Calvijn noemt: “de wonderlijke ruil” door onze sterfelijkheid te aanvaarden, gaf Hij ons onsterfelijkheid.

Rijk is wie veel geven kan

Ware rijkdom vinden we aan het hart van God. Echte rijkdom is die onuitsprekelijke liefde die Jezus ons heeft geschonken. Het waren geen mooie woorden, maar Hij schonk ons als bewijs van zijn liefde alles wat hij had: zijn eigen leven. Dat leven stond hij af omdat hij onze last droeg. De last van de dood. De last van het leven onder deze zon waarin wel onderscheid gemaakt wordt tussen mensen. Waar we verschillen tussen mensen ook verbinden aan verschil in waardering voor mensen.

Gods liefde is de hoge waarde die aan alle mensen, arm en rijk, geschonken wordt. Aan de avondmaalstafel komen arme en rijke samen. Beiden bankroet. Beiden worden de schuld vrijgesproken en betaald door Gods Zoon. Aan het avondmaal vieren we dat we rijk worden omdat Christus arm werd. Aan het avondmaal wordt de arme rijk: ik ben een geliefd kind van God, ondanks mijn armoede. Aan het avondmaal wordt de rijke nederig: ik ben een geliefd kind van God, ondanks mijn rijkdom.

Het avondmaal verbindt arme en rijke mensen onder de economie van de genade. We delen in het Lichaam van Christus en worden zelfs het lichaam van Christus. We moeten net zo goed voor onze broeders zorgen als voor ons lichaam, omdat zij ledematen zijn van hetzelfde lichaam van Christus, zei Calvijn.

In Christus worden wij naar Gods beeld vernieuwd. God roept ons om een spiegel te zijn van zijn genade. Hij roept je te leren rekenen met de economie van genade. Dan gaat het niet om wat je nog niet hebt, maar dan gaat het wel om wat je vandaag wel hebt te geven uit genade.

Zo helpt Jakobus ons dus omdenken. De arme geniet een hoge positie, want hij kent Christus. De rijke geniet een nederige positie, want hij weet hoe sterk de verleiding van geld concurreert met Jezus. Dat maakt hen klein, en hulpbehoevend.

Welgelukzalig ben je als je ogen daarvoor open gaan en je als bedelaar komt bij de gulle Gever die jouw leven redt van de dood en je een instrument doet zijn van Zijn rijke liefde.