Verwijten maken
Geliefde gemeente,
Je herkent het als getrouwd stel vast wel — en zo niet steek dan je hand op, dan kunnen we van jullie leren: in een huwelijk maak je elkaar verwijten. Het klinkt als: ‘jij doet altijd (vooral het woordje ‘altijd’ doet het goed) dit; ‘waarom ruim je nooit (het woordje ; ‘nooit’ doet het ook lekker) je rommel meteen op’ en ‘zal ik dit maar weer (en daarin zit een verwijt) doen dan?.
Verwijten maken, dat doen niet alleen getrouwde stellen. Het geldt voor alle relaties waar je dicht op elkaars huid zit. In gezinnen, op werkvloeren, in de kerk. Dus kinderen: je herkent het vast wel — en zo niet, steek dan je hand op dan kunnen andere kinderen van je leren — je herkent het vast wel: als kind van je ouders, als broers en zussen, of als vriendjes en klasgenoten maak je elkaar verwijten: ‘nu mag ik een keer ermee spelen, jij speelt altijd langer dan ik’, of: van jullie mag ik ook helemaal niks!’
Verwijten maken is een alledaags verschijnsel. Het eigene van die verwijten is dat we lichtelijk overdrijven. We uiten onze ergerenissen en die vinden we ook heel belangrijk. Daar moet meteen naar geluisterd worden. Soms maken we elkaar zoveel verwijten dat het bijna de normale manier van omgang wordt. Het kan dan al snel ijskoud worden in de onderlinge omgang.
Verwijten maken dat doet God ook in onze tekst. God roept Israël op het matje:
Micha 6:1–2 NBV: Hoor toch wat de heer zegt! Sta op, laat de bergen uw rechtsgeding horen, laat de heuvels getuige zijn. Luister, bergen, naar het pleidooi van de heer, hoor toe, onwrikbare fundamenten van de aarde. De heer heeft een geschil met zijn volk, hij klaagt Israël aan:
Maar er gebeurt iets vreemd in deze rechtszaak. De aanklager begint niet met verwijten naar Israël, maar vestigt de aandacht op zichzelf.
Micha 6:3 NBV: ‘Mijn volk, wat heb ik je misdaan? Waarmee heb ik je gekweld? Antwoord mij!
God vraagt Israël wat Hem te verwijten valt. Waarmee heb ik jullie vermoeid, mijn volk? In de traditie van de Kerk wordt op Goede vrijdag deze tekst uit Micha gezongen. Improperia of in de Anglicaanse (Engelse Kerk) traditie The Reproaches, en in onze taal: de verwijten. In sommige kerken lopen gelovigen dan in processie naar het kruis en kust ieder het kruis terwijl ze luisteren naar Gods verwijten: wat heb ik jullie misdaan, dat jullie mijn Zoon aan het kruis nagelen? Wat was mijn misdaad? Dat klinkt dan zo — laten we een fragment uit de Anglicaanse traditie luisteren:1Voor meer info: https://aleteia.org/2017/04/14/my-people-what-have-i-done-to-you-the-reproaches-of-good-friday/
O my people, what have I done to you? How have I offended you? Answer me! I led you out of Egypt, from slavery to freedom, but you led your Saviour to the cross. O my people, what have I done to you? How have I offended you? Answer me!2https://www.youtube.com/watch?v=scc7Lq7RE-o
Als je zo nog eens ruzie kon maken met elkaar! Dan zou er niet alleen elke dag prachtige muziek te horen zijn, maar dan zouden er juist harten opengaan in plaats van gesloten blijven. Het is een hartekreet van God. O mijn volk!
Was mijn genade een misdaad?
Micha 6:4–5 NBV: Ik heb je weggeleid, bevrijd uit de slavernij in Egypte. Ik zond Mozes, Aäron en Mirjam om jullie voor te gaan. Ben je dan vergeten, mijn volk, wat Balak besloot, de koning van Moab, wat Bileam, de zoon van Beor, hem antwoordde? Ben je vergeten wat er gebeurde tussen Sittim en Gilgal? Ken je de gerechtigheid van de heer niet meer?’
Mijn volk, wat heb ik jou toch misdaan. Waaraan heb ik al dit onrecht in mijn land verdiend? Waaraan heb ik het verdiend dat jullie mij zijn vergeten? Heb ik soms wat verkeerd gedaan? Het is een vraag naar de bekende weg. God heeft het volk niet slecht behandeld. God heeft het volk overladen met zegen! De HEER heeft Israël bevrijd uit handen van slavendrijvers. Hij heeft ze uitgeleid midden door een doodse woestijn waar geen leven is. En hij bracht ze binnen in een land vol overvloed.
Voor Israël was dit geen doodse geschiedenis. Alle feestdagen van Israël gingen om Gods bevrijdend optreden in het verleden. Voor een Israëliet voelde dat niet vreemd om zo naar het verleden te kijken. Wat God vroeger heeft gedaan voor onze voorouders, daar plukken wij vandaag nog de vruchten van. God heeft ons volk uitgeleid en gebracht in een land van melk en honing. In dat land leven wij, en die Bevrijder is onze God!
Dus zeg maar Israël: had ik dat niet moeten doen? Was mijn misdaad dat ik jullie een land van overvloed heb gegeven? Heb ik jullie daar mee teveel vermoeid dat jullie nu anderen uitbuiten, mij verruilen voor nepgoden en frauderen met gewichten en dure leningen? Ik schenk jullie mijn gulheid, en jullie zijn slechts gul voor jezelf?
Wij die vertrouwd zijn met christelijke feestdagen kunnen onszelf deze vragen ook stellen. We vieren straks het feest van Jezus’ geboorte. Jezus voelde zich niet teveel om in mijn bestaan te komen en de last van mijn doodse leven te dragen. Hij schenkt mij hoop! De zwarte herinneringen uit ons verleden blijven ons niet eeuwig achtervolgen. Voor alle fouten uit je leven is er vergeving. God schenkt genade op genade, toch word ik niet altijd gekenmerkt als een genadig mens. Ik blijf vaak die kleinzielige en zeurderige ontevreden klant. Jezus voelde zich niet teveel om de minste te zijn, maar ik voel me te trots om mijn naaste bij te staan.
Waaraan heeft God dat egoïsme verdiend? Is dat het loon dat God oogst op zijn genade?
Was mijn genade dan een misdaad?
dat jullie zo berekenend met mij omgaan?
We lezen verder. Israël spreekt:
Micha 6:6–7 NBV: ‘Wat kan ik de heer aanbieden, waarmee hulde brengen aan de verheven God? Moet ik hem tegemoet treden met brandoffers, zou hij eenjarige stieren aanvaarden? Kan ik hem gunstig stemmen met duizenden rammen, met olie, stromend in tienduizend beken? Moet ik mijn oudste kind geven voor wat ik heb misdaan, de vrucht van mijn schoot voor mijn zondig leven?’
God roept het uit: wat heb ik in mijn genade jullie misdaan? En Israël reageert zo. Het volk lijkt het goed te willen maken, maar ergens lijkt Israël niet te begrijpen waar het God om gaat. Het lijkt erop dat het volk God tevreden wil stellen.3Deze exegese afkomstig van NICOT
Let maar eens op het volgende: de offergaven worden steeds meer en groter en monden uit in iets wat God al helemaal gruwelijk vond: kindoffers. Het is alsof Israël aan het onderhandelen is met God. Oké God ik bied u dit aan: is het nu weer goed? Nee, duizend van dit dan? Nee? Tienduizend van dit dan? Het begint met jonge stieren, en mondt uit in het offeren van kinderen. Dat deden de volken om Israël heen en Israël had dit gebruik overgenomen. Zelfs van twee koningen is dat bekend: Achaz en Manasse. Kun je je dat voorstellen? Ik kan me dat in de kraamdagen al helemaal niet voorstellen dat je een baby tussen de 3 en 12 maanden, nota bene je eigen kind, op een altaar verbrandt om zo meer succes en geluk in je eigen leven te krijgen. Wat een gruwelijk en egocentrisch offer. Tim Keller legt de vinger op het gegeven dat de profeten Jesaja, Jeremia, Zacharia en Micha allemaal de beschuldiging inbrachten dat de Israaëlieten wel heel vroom hun rituelen doen, maar tegelijkertijd arme en kwetsbare mensen uitbuiten.
Later zou Jezus de Farizeeën precies op dit punt aanspreken. Ze waren recht in de leer, maar ze meenden daarmee ook dat ze een streepje voor hadden bij God. En ze meenden dat ze meer rechten hadden dan bijvoorbeeld die verdoemde zondaren. En dan vraag ik u: Hoe kan dat toch dat religieuze mensen soms zo afstotend zijn? Waarom denken we met onze vroomheid een streepje voor te hebben op anderen. Hoe kan het toch samengaan dat je recht in de leer zijn, maar krom in de omgang?
Misschien kan dat omdat wij als vrome mensen dan zijn vergeten dat het genade is dat je God mag kennen. De offers stonden symbool voor Gods genade: God wil met zondaars omgaan, maar die genade wil ook gedeeld worden. Wie dus recht is in de leer, maar krom in de omgang en vooral aan zijn eigen belang denkt, is vergeten dat hij uit genade leeft.
Vrij vertaald, zegt Tim Keller daarover:
Een tekort aan gerechtigheid is een teken dat de harten van de gelovigen eigenlijk helemaal niet met God verbonden zijn; hun gebeden en religieuze daden zijn slechts gevuld met hun eigen dikke ik.
Eigenlijk is het grootste verwijt van God: Israël kent mijn ware karakter gewoon niet! Hun daden laten zien dat ze mij niet kennen.
Dus God verwijt Israël: is mijn genade soms een misdaad, dat jullie zo berekend met mij omgaan;
terwijl ik jullie liefde verlang?
We lezen het welbekende Micha 6:8. Dit is het hoogtepunt uit Gods relaas. God hoeft onze diensten niet. Hij hoeft niet tevreden worden gesteld opdat hij ons wat voordeel geeft. God wil dat Israël liefheeft:
Micha 6:8 NBV: Er is jou, mens, gezegd wat goed is, je weet wat de heer van je wil: niets anders dan recht te doen, trouw te betrachten en nederig de weg te gaan van je God.
Wandelen met ‘jouw God’. Hier klinkt weer dat intieme als in vers 3 ‘mijn volk’. Dit is het belangrijkste van dit vers. Dit is de kern. God wil niets liever dan dat Israël in hun God diepe vreugde vinden en dat ze met Hem wandelen. Er staat: nederig wandelen met jouw God. Groeien in kleiner worden is onze roeping! Groeien in het besef dat we God niks te geven hebben, maar dat Hij ons in Christus alles gegeven heeft! Groeien in kleiner worden, de minste willen zijn omdat we ontdekt hebben dat zelfs elk zuchtje adem uit Gods hand komt.
Wandelen met de Here kan maar één ding opbrengen zegt Micha: rechtdoen en trouw te betrachten. Je kan dat laatste woord chesed ook vertalen met welwillende liefde Tim Keller legt uit: het eerste recht te doen is de actie; en het tweede de welwillende liefde is de motivatie, de houding waarmee je recht doet. Of om met het kindermoment te spreken: recht doen is dat je je ouders helpt in het huis, en welwillende liefde is dat je dat doet omdat je van ze houdt niet omdat je er een uur meer schermtijd voor krijgt.
Eigenlijk is de opdracht aan Israël om te zijn zoals God is. Dus in Micha 6:8 zegt God eigenlijk: Leef dicht bij mij, en doe mij na. Of zoals Jezus zegt in
Matteüs 5:48 NBV: Wees dus volmaakt, zoals jullie hemelse Vader volmaakt is.
En in die stijl moet je Micha 6:8 lezen:
- wees rechtvaardig, zoals jullie hemelse Vader rechtvaardig is;
- wees genadig, zoals jullie hemelse Vader genadig is
- kortom: wees als een goed kind dat dicht bij Vader leeft en Vader ook gehoorzaamt.
De Here wil onze diensten niet. Hij wil jouw liefde. Jij wil ook niet dat jouw kinderen alles doen om er iets aan over te houden. Je wilt als man en vrouw ook niet zo berekenend met elkaar leven. Zo wil God ook niet met ons omgaan. Israël was misschien goed in offeren, maar ze deden het met de verkeerde motieven. Bij God kun je het niet verdienen. God schenkt goedheid uit zichzelf. Dat is genade. Offers waren juist hét teken dat Israël het niet had verdiend! Het bloed dat vloeide verwees naar de schuld van Israël — zoals het kruis ons laat zien dat wij hadden verdiend wat Jezus onderging.
[…]
Terug naar het begin van de preek: God had het recht om Israël, de kerk van toen, van alles te verwijten. Datzelfde geldt voor ons. Hij had het volste recht om dat te doen op de manier waarop wij elkaar vaak verwijten maken. ‘Waarom leef je toch altijd voor jezelf.’ En je weet: dat doe ik inderdaad. ‘Waarom heb je toch altijd zo’n hekel aan mijn geboden.’ En je weet: klopt ik zoek mijn geluk buiten U om. God deed dat niet. Hij droeg zelf de verwijten die Hij ons had kunnen maken. Hij nagelde ze aan aan het kruis. God offerde ook Zijn eigen Zoon en Jezus stond het vrijwillig af. Niet om er zelf beter van te worden, maar om ons vrij te spreken en leven te geven. Dat is nu genade!
En God roept jou net zo genadig te zijn, of zoals Paulus het zegt, om net als Jezus je leven te willen offeren:
Romeinen 12:1 NBV: Broeders en zusters, met een beroep op Gods barmhartigheid vraag ik u om uzelf als een levend, heilig en God welgevallig offer in zijn dienst te stellen, want dat is de ware eredienst voor u.
Hoe word ik bereid mezelf te geven? Door dicht bij God te leven. Door te groeien in kleiner zijn: alleen uw genade hield mij op de been. Zie dat jouw God in beweging kwam om jouw nood. Dat deed Hij niet om jouw diensten, maar omdat Hij van je houdt. Als je dat graag ontvangt, zegt God, geef het ook door in woord en daad.
Amen