Thuis in den vreemde I: van binnen naar buiten

GKv Middelharnis https://gkvmiddelharnis.nl

Geliefden van onze hemelse Vader,

Je thuisland, je thuis, je oorsprong wordt nog belangrijker wanneer je het moet loslaten. Vluchtelingen en immigranten bijvoorbeeld, hechten waarde aan hun culturen, gebruiken en eetpatronen omdat ze daarmee hun eigenheid kunnen bewaren.

Zo hebben Nederlanders die emigreerden naar Canada vaak nog een eigen Hollandse shop waar stroopwafels, pindakaas, drop en Goudse Kaas te halen valt. Als je familie hebt in die landen, en je hebt ze een keer bezocht, kreeg je misschien zelfs het verzoek iets van die producten mee te nemen.

Maar ook dichterbij, als je uit huis gaat om te studeren of te trouwen, dan zul je merken dat je bepaalde gewoonten van je ouderlijk huis zult zult koesteren. De geur van koffie als je beneden kwam. De krant bij het ontbijt, de zondagse koek. En dan neem je in een huwelijk twee thuisfronten mee. Het is vaak de uitdaging samen een nieuw thuis te creëren van jullie samen waarin iets de eigenheid van man en vrouw in passen.

Nu kan dat ook doorslaan. Vluchtelingen en immigranten kunnen gaan samenklonteren. We noemen dat ook wel getto-vorming. Je trekt je terug in je gastland met je eigen mensen, cultuur en gewoonten. Je leeft op zijn best langs elkaar heen, maar in het kwaadste geval gaat dit botsen.

En ook in een huwelijk kan het zomaar zijn dat de schoonouders een voet tussen de deur zetten. Eén familie is belangrijker dan de ander, die gewoonten moeten koste wat kost worden voortgezet waarop de ander in zijn eigenheid wordt aangetast.

Het is dus niet makkelijk om je eigenheid te verbinden aan het nieuwe, vreemde of andere.

Nu is het zo dat Petrus in deze brief begon met de christenen aan te spreken als vreemdelingen, en dat hier opnieuw doet. We zijn vreemdelingen en bijwoners in deze wereld. Misschien weten jullie nog uit eerdere preken dat de christen namelijk een nieuw thuis heeft gekregen. Een nieuw Vaderland. Namelijk het huis van de Vader waar Christus plaats voor ons bereid. Wie thuis is bij hem, wordt een vreemde op deze wereld waar God niet toegelaten wordt in mensenharten.

En nu is het de vraag, en daar gaat het vanmorgen en volgende week over: Hoe moeten wij ons als vreemdelingen dan verhouden in deze wereld? Hoe moeten we dan leven? In deze preek hoop ik daar wat meer over te zeggen. Welke basishouding helpt mij enerzijds thuis te zijn bij de hemelse Vader, en anderzijds volledig onderdeel uit te maken van deze wereld waarin ik ben geplaatst? Hoe ben ik, om het klassiek uit te drukken: wel in de wereld, maar niet van de wereld?

Volgens mij zijn er twee risico’s voor christenen. Het eerste is gettovorming. Je sluit je op in je eigen toko en houdt alles en iedereen ver van je. Je meent je eigenheid te moeten beschermen door anderen af te stoten.

Het andere uiterste is echter dat je doet alsof er geen spanningsveld is tussen je geloof en de wereld. Ik denk dat dit gevaar veel meer aanwezig is onder ons.  Dat we eigenlijk, zonder dat we het door hebben, leven zoals ieder ander mens en we haast niet weten wat ons christen-zijn nu betekent voor onze levenswandel. Het levensgevoel van nu zit ook diep in mij. Doen wat goed voelt, leven voor gemak en comfort, rijkdom en ontspanning, vooral voor je eigen persoonlijk geluk.

Petrus wijst ons een andere weg, noch die van getto-vorming, noch die van gelijkvormigheid. Hij wijst de weg naar binnen. Hij wijst de weg naar je hart. Zorg dat je daar thuis bent bij God en zorg dat er niemand anders dan de Here regeert over jouw hart.

Je kent misschien die tegeltjewijsheid: ‘Home is, where your heart is.’ Je thuis is niet perse je woonplaats, of zelfs je eigen huis, maar je thuis is waar je hart is. Maar waar de tegeltjeswijsheid niet verdergaat, is dat je hart op plekken kan wonen waar het niet goed is voor je.  En daar waarschuwt Petrus ons vanmorgen voor als hij ons in liefde met ernst en klem oproept weg te blijven van de begeerten die met ons strijden.

Deze morgen is dit de titel van de preek:

Thuis in den vreemde: van binnen naar buiten

We moeten voortdurend de weg naar binnen, ons hart, bewandelen, om thuis te zijn bij God. Zodat we grond onder de voeten hebben om staande te blijven in de wereld buiten. Deze zondag ligt het accent op de weg naar binnen, vers 11.

1 Petrus 2:11–12 NBV 11 Geliefde broeders en zusters, u bent als vreemdelingen die ver van huis zijn; ik vraag u dringend niet toe te geven aan zelfzuchtige verlangens, die uw ziel in gevaar brengen. 12 Leid te midden van de ongelovigen een goed leven, opdat zij die u nu voor misdadigers uitmaken, door uw goede daden tot inzicht komen en God eer bewijzen op de dag waarop hij komt rechtspreken.

Voor ik tot de kern kom van mijn preek eerst drie punten om de tekst te begrijpen.

  • Petrus spreekt ons aan als geliefden. Hij spreekt dat niet op eigen titel, al zal die best van zijn broers en zussen hebben gehouden, want dat doet de liefde van God, maar hij spreekt namens zijn Heer. Wij zijn geliefden van de Vader van Christus. Dat waren we niet. Van nature waren wij vreemdelingen voor God. Wij hielden God verre van ons. God herkende zichzelf niet meer terug in zijn evenbeeld. Maar toen wij nog ver waren, is God ons in Jezus genaderd om ons thuis te halen. In Gods liefde bloeit het leven, worden mensen uit alle rassen en standen aan elkaar verbonden, en komen we tot ons recht. Nu zijn we niet langer vreemden voor God, maar vreemdelingen in een wereld zonder God.
  • Petrus doet aan die geliefden een oproep, om als vreemdelingen ver weg te blijven van wat de Griekse tekst zegt: vleselijke begeerten. De NBV zegt: zelfzuchtige verlangens. Waar Gods liefde je ruimhartig maakt en geïnteresseerd in anderen, daar slokken je eigen begeerten jou op in je eigen ideale wereld. Wie Christus gaat geloven en gehoorzamen, zal merken dat er gestreden wordt om zijn hart. De strijd tussen je verlangens om het leven te leiden zoals jij het wil, en tussen Gods rijke liefde. Wie woont er in jouw hart? Waar is jouw hart thuis? Dat is de strijd. Wat Petrus hier zegt is: zorg ervoor dat er niemand op de troon van God gaat zitten in je hart. Laat geen verlangen groter zijn, dan je verlangen naar de Vader. Nu zijn we als mens verlangende wezens. Verlangens zijn niet perse slecht. Je kan verlangen naar eten, naar relatie, naar een vast inkomen, een eigen huis, een hobby, naar seks. Maar verlangens kunnen ook een morele kant krijgen, dus goed of slecht worden. Verlangens kunnen je namelijk van God afbrengen. Verlangens kunnen zelfs de plek van God innemen. Je raakt dan ontworteld, ontheemd, vervreemd van God, je naasten en jezelf. Je eigen verlangens beloven leven, maar laten je berooid achter. Je eigen verlangens jagen je wel op om meer,  meer, meer, maar ze kunnen nooit je ziel voeden. Paulus spreekt in Galaten 5 over ontucht: als seks je god wordt. Over hebzucht, als geld, bezit en consumeren je god wordt, of eerzucht, als je je altijd wilt onderscheiden van anderen, net een beetje unieker en meer waard zijn dan de ander — dit is zeker een grote in onze samenleving —  maar ook over vetes, als je altijd je gelijk moet hebben, koste wat kost wil winnen, als je toornig bent, dat wil zeggen: het gaat niet zoals ik wil dus word ik boos. Ofwel: wanneer God niet koning is over jouw hart, dan worden dat andere begeerten. Maar die verlangens zijn een gevaar voor heel het goede leven van de liefde.
  • Laat die begeerten niet regeren, want ze strijden tegen je ziel. Dat is het derde en laatste dat ik nog wil markeren in de tekst. Daarmee bedoelt Petrus: je verlangens zijn geen neutraal terrein, ze kunnen je van je Schepper afdrijven. Maar wie zijn ziel prijsgeeft, geeft zijn leven prijs aan de dood! Het gaat hier om leven en dood geliefden! (zie: Matteüs 10:28)

Matteüs 10:28 NBV 28 Wees niet bang voor hen die wel het lichaam maar niet de ziel kunnen doden. Wees liever bang voor hem die in staat is én ziel én lichaam om te laten komen in de Gehenna.

Dus we zijn geliefden van de Vader, maar moeten die identiteit wel steeds weer in onszelf in herinnering roepen en alles wat daarmee strijd van ons weren. Wil je thuis zijn in den vreemde, dan moet je eerst naar binnen in je eigen hart. Want daar vindt een beslissende strijd om jouw ziel plaats aldus Petrus. In je hart loop jij het grootste risico om van God verwijderd te raken, niet in de samenleving. Willen we ons hemels thuis niet kwijtraken, dan moeten we de weg naar binnen dagelijks betreden. De woestijnvaders, de monniken van het eerste uur, wisten deze wijsheid tot het extreme uit te buiten. Hun motto luidt “Trek je terug in je cel (dat was je eigen persoonlijke kamer waar je in je eentje verbleef) en je cel zal je alles leren. De geestelijke strijd is allereerst de confrontatie met jezelf, niet met je omgeving. Want in je hart vindt de beslissende slag plaats, wie is er koning van jou hart?

Dit is een veldslag die we niet op eigen kracht  kunnen winnen. De woestijnvaders zagen daarom achter elke begeerte een demon. De demon van de verveling, eerzucht van de geldzucht, lust, vreetzucht, toorn. Daarmee gaven ze uitdrukking aan het feit dat onze verlangens veel sterker zijn dan onze wil en dat onze verlangens ons van God losweken. Het zijn hogere machten, demonen. De woestijnvaders vertellen ons ook hoe dat proces dan werkt.Eerst praten die verlangens/demonen je aan dat het goed is om aan je verlangens toe te geven. Je bent mens en je verlangens zijn heel menselijk. God begrijpt ook wel dat jij dat nodig hebt. Maar als je er weer aan toegegeven hebt ontstaat er leegte, schaamte en schuld. En dan klagen diezelfde demonen je aan en schreeuwen ze dat God als strenge Rechter dit je niet zal vergeven, ze maken je wanhopig.

Toch hoeven we niet te wanhopen. Want wanhoop is het werk van de duivel, terwijl hoop het werk van de Geest is. Jezus kent je strijd. En juist als je valt, moet je niet stoppen opnieuw te proberen. Want wie valt heeft des te meer een geneesheer nodig! Juist als je valt, moet je terug rennen naar Hem die je leven draagt en redt. Dan moet je net als in de gelijkenis van de verloren zoon als de wiedeweerga naar je vader die je allang op staat te wachten. De strijd voer je niet alleen. Je wordt vurig bemind door de vader. Hij is bereid met je op te lopen. Hij wacht geduldig tot je inziet dat je eigen begeerten eigenlijk goedkoop en surrogaat zijn en je leven een leeg gevoel zullen geven.

Sterker nog, misschien moeten we onszelf wel eerst heel vaak branden aan onze begeerten, voordat we ons leven echt aan God willen overgeven. Daarmee wil ik zeker niet aanmoedigen gewoon maar door te gaan tot je het zat bent. Nee, maar ik weet als mens gewoon dat ik me vaak stoot aan dezelfde steen. En Gods goedheid gaat voor ons eigenwijze mensen vaak pas stralen wanneer we verzopen zijn in onze onbevredigende begeerten. Ik vond bij de woestijnvaders een prachtig beeld dat ik wil delen met jullie: Johannes Climacus schrijft:

“Het is noodzakelijk dat de zee opgezweept en woelig en wild wordt, opdat dan het hout, en alle rotheid en groen, die de stromen van de hartstochten in haar naar beneden hebben getrokken, door diezelfde stromen opnieuw op aarde geworpen worden. Laten wij onderzoeken, en wij zullen bevinden dat na de storm er op de zee een diepe kalmte ontstaat.”

In ons hart ligt allemaal afval en wrakhout van onze begeerten. De verstoorde relaties omdat onze begeerten regeerden boven onze relaties. Onze leegte, schaamte en schuld naar God, onze naasten, het gevoel van falen over jezelf. En Johannes van de Ladder, zoals hij ook wel genoemd wordt, zegt eigenlijk: diezelfde stromen van hartstochten zullen de ellende er uiteindelijk ook uitbraken zoals de zee wrakhout uitbraakt na een hevige storm.

De weg naar binnen dus is ontdekken hoe je vaak nog niet thuis bent bij Gods liefde. De weg naar binnen is de basis om naar buiten te gaan. Een andere woestijnvader zei daarover:

Als Agathoon een of andere handeling zag gebeuren en er in gedachten een oordeel over wilde vellen, zei hij tegen zichzelf:

‘Agathoon, zorg eerst maar eens dat jij dat niet zelf doet.’ Zo bracht hij deze gedachten tot zwijgen.

Agathoon (de goede) ging eerst weer naar zijn eigen hart als hij in de verleiding viel om te veroordelen. Want dan ontdekte hij zijn eigen menselijkheid, zijn van God vervreemd zijn, zijn hartstochten. Hij vertoonde misschien niet hetzelfde gedrag, maar hij had wel hetzelfde van God afgedwaalde hart. Steeds als ik de woestijnvaders lees ontdek ik die route. Ze gaan eerst bij zichzelf te rade en ontdekken dan dat ze zelf vergeving nodig hebben, vernieuwing, aanvaarding door het kruis. En dan kunnen ze de buitenwereld met genade, mildheid, zachtmoedigheid tegemoet treden.

Ik kan me voorstellen dat je dit hoort en jezelf afvraagt: hoe! Hoe ga ik dan de weg naar mijn eigen hart. Hoe moet ik dan weer thuiskomen bij de Vader en hoe kan ik van daaruit naar buiten? Moet ik dan eindeloos in mijzelf gaan graven? Moet ik mezelf als een monnik  opsluiten in een kamertje en dan gaan mijmeren?

Nou kan ik iedereen in deze jachtige tijd aanraden jezelf eens terug te trekken. Wie altijd maar doorgaat, beseft niet dat hij ondertussen zichzelf laat voortjagen door zijn verlangens. Je zult zomaar verdwalen. Dus laat je bijvoorbeeld inspireren door  “Eerst Dit” een podcast voor doordeweeks die thuisbrengt in Gods Woord. Begin je dag met een blik op God, thuiskomen bij Hem.

En het tweede is leer bij de strijd een kort maar krachtig gebed te bidden dat de kerk al van ouds heeft gebeden en de woestijnvaders ook hebben gebeden bij aanvechting:

Here Jezus, Zoon van God, ontferm u over mij.

Zo eenvoudig. Heer, omhels mij. Toon mij Uw liefde en ik zal leven. Kijk me aan, loop met me op, ik weet dat U dat doet door Uw Geest. Laat me thuis zijn in uw omarming, en ik zal ademen!

Amen